Maandelijks archief: januari 2015

Zoeken naar de mens. Het beeldend werk van Markus Schinwald.

In Museum M is momenteel de eerste solotentoonstelling van de Weense kunstenaar Markus Schinwald te zien. De tentoonstelling laat in de eerste plaats de veelzijdigheid van de kunstenaar zien. Het werk van Schinwald omvat naast schilderijen en bijzondere sculpturen immers ook neurotische marionetten, bevreemdende films en poëtische aquaria. Het is werk dat de toeschouwer meermaals doet glimlachen. Maar bovenal roept het veel vragen op.

De eerste zaal van de tentoonstelling vormt meteen een eerste uitdaging voor de bezoeker. In een wat donkere ruimte is een muur met verlichte aquaria te zien. In de aquaria zijn kleine sculpturen aangebracht waartussen kleurige vissen zwemmen. Hoewel Schinwalds aquaria geen readymades zijn, roepen ze bij de toeschouwers wel gelijkaardige vragen op. Waarin verschilt een aquarium zoals dat is opgesteld in een kunsttentoonstelling van een aquarium in bijvoorbeeld een dierentuin? Wat maakt de aquaria in Schinwalds tentoonstelling precies tot kunst? Met zijn aquaria wil Schinwald de toeschouwer dan ook laten nadenken over de blik waarmee we naar kunst kijken. Wat maakt de manier waarop we naar kunst kijken zo bijzonder? In welke mate onderscheidt die blik zich van ons kijken naar bijvoorbeeld een aquarium in de zoo? Het zijn vragen waarop Schinwald het antwoord openlaat, waardoor je er als toeschouwer des te meer zelf mee aan de slag gaat.

Ook ander werk van Schinwald prikkelt de verbeelding zonder pasklare antwoorden te bieden. In de intrigerende video-installatie Orient zijn bijvoorbeeld losse scènes te zien die zich afspelen in een leegstaand fabrieksgebouw. Een scène toont vijf mensen die eenvoudige, alledaagse bewegingen uitvoeren, als een vervreemdende choreografie. Andere scènes tonen een man die zich vastklemt aan de bovenkant van een deur in plaats van er doorheen te lopen, een man die met zijn voet vastzit in de muur en pogingen doet uit die houding los te komen en een vrouw die, haast zonder te bewegen, via een touw omhoog klimt. Ook hier stelt Schinwald de manier waarop we naar kunst kijken op de proef. Vaak willen we van een kunstwerk weten wat het betekent, hoe we het moeten interpreteren. Maar zoals de titel van het werk al aangeeft, daagt Orient het oriëntatievermogen van de toeschouwer uit. Kijken naar de videobeelden is als je begeven in een volkomen vreemde en onbekende cultuur. Je oriënteren in deze nieuwe wereld lijkt onmogelijk, omdat geen enkele handeling te interpreteren lijkt.

Schinwalds neurotische marionetten roepen gelijkaardige vragen op. Een aantal marionetten staan naast elkaar in een kleine theatrale ruimte. Af en toe beginnen ze luidruchtig met hun voeten op de grond te tikken of nerveus aan hun jassen te trekken. Ook hier weet Schinwald de toeschouwer met zijn beelden te fascineren, maar wat ze betekenen is niet op het eerste zicht te zeggen.

Wat Orient en de neurotische marionetten met elkaar gemeen hebben, is de focus op lichamelijkheid. Normale lichamelijke handelingen, van krabben tot het afvegen van het voorhoofd of het nerveuze tikken met een voet, worden in het werk van Schinwald lachwekkend en vervreemdend. Waar we menselijke handelingen in normale omstandigheden al dan niet bewust steeds trachten te interpreteren, wordt dergelijke interpretatie bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt bij het bekijken van Schinwalds werk. Doordat we problemen ondervinden bij het interpreteren van de bewegingen en handelingen die we zien ervaren we dan ook des te meer hoezeer wij de behoefte hebben de handelingen van anderen te begrijpen.

Maar de werken die misschien wel het meest tot de verbeelding spreken en de interessantste vragen oproepen over kunst en de manier waarop we ons vandaag tot de wereld verhouden, zijn Schinwalds schilderijen. Voor het maken van die schilderijen hanteert Schinwald een interessant procedé. In plaats van te starten met een leeg canvas, werkt Schinwald met bestaande schilderijen. Hij koopt op rommelmarkten, veilingen of in antiquariaten negentiende-eeuwse werken en werkt hierop voort.
Op die manier hanteert Schinwald, zoals Wolfgang Ullrich heeft opgemerkt (1), een werkwijze die in de architectuur gangbaar is. Bij bestaande gebouwen worden vaak oude delen gesloopt, nieuwe elementen toegevoegd of delen verbouwd. In de schilderkunst is deze manier van werken echter minder vanzelfsprekend. Anders dan een gebouw, dat in de eerste plaats een functionele waarde heeft, wordt een schilderij een zekere intrinsieke waarde toegedicht. Een schilderij is dus niet louter waardevol omdat het een bepaalde functie dient, maar bovenal omwille van zichzelf. Een bestaand schilderij herwerken wil dus zeggen dat je iets wat potentieel van waarde is (deels) moet vernietigen om een nieuw werk te maken. Het is dan ook vanzelfsprekend dat Schinwald, alleen al door het procedé dat hij hanteert, meteen een hoop interessante vragen oproept wat betreft het statuut van de schilderkunst en de manieren waarop we vandaag beeldende kunstwerken verzamelen, restaureren en bewaren.

De schilderijen die in Museum M te zien zijn, zijn gemaakt op twee verschillende manieren. Bij vier van de tentoongestelde werken werden de oorspronkelijke schilderijen in een groter doek ingewerkt, zodat het geheel één groot werk wordt. Hierdoor verdwijnt het personage dat in het oorspronkelijke schilderij centraal stond in een veel grotere achtergrond. In verhouding tot het nieuwe geheel, wordt het personage een nietig figuur. Op die manier ondergaan de figuren op Schinwalds schilderijen eenzelfde evolutie als de mens zelf in de loop van de twintigste eeuw heeft doorgemaakt. De mens, die sinds de opkomst van het humanisme een centrale plaats is gaan innemen in ons denken over de wereld, verwordt immers niet alleen in Schinwalds werk tot een randfiguur. Ook het denken over de mens maakte een gelijkaardige verandering door. Waar tot de negentiende eeuw de mens zich van zijn centrale plaats in het denken verzekerd wist, kwamen vanaf de twintigste eeuw steeds meer barsten in dit paradigma. Freud maakte duidelijk dat de mens gedreven wordt door allerlei onbewuste processen, het structuralisme brak radicaal met de filosofische traditie die vanuit het menselijk subject of het bewustzijn dacht en daarnaast bleek de mens op allerlei terreinen door machines vervangbaar te zijn. Dat de mens in de loop van de twintigste eeuw zijn centrale plaats in het denken verliest, komt dan ook mooi tot uiting in Schinwalds werk. Bestaande kunstwerken die dateren van voor de anti-humanistische wending en waarop de personages nog een prominente plaats innemen, worden geactualiseerd tot kunstwerken van de eenentwintigste eeuw, waarop de mens niet langer hoofdrolspeler, maar figurant geworden is.

Ook bij de andere schilderijen van Schinwald die in Museum M te zien zijn, lijkt de mens in het doek te verdwijnen. De opgekochte negentiende-eeuwse schilderijen zijn in dit geval deels overschilderd, zodat de personages gefragmenteerd zichtbaar zijn. Wat Schinwald met zijn schilderijen doet, is dus in zekere zin het actualiseren van werken die vandaag geen waarde meer lijken te hebben. Het zijn portretten van mensen waarvan we vandaag niet meer weten wie ze zijn geweest. Door die werken te bewerken, actualiseert Schinwald de werken niet alleen, maar toont hij ons ook welke weg ons denken de afgelopen eeuw heeft afgelegd.

Intrigerend is echter dat net het verdwijnen van de mens op het doek benieuwd maakt naar die mens. Bij het bekijken van de werken ga je je bijna automatisch afvragen hoe het oorspronkelijke werk er moet hebben uitgezien en wie de mens die oorspronkelijk stond afgebeeld moet zijn geweest. Net zoals het bevreemdend maken van menselijke handelingen in Orient of bij de marionetten de toeschouwer confronteert met zijn behoefte om de handelingen van anderen te interpreteren en begrijpen, maakt het verdwijnen van de figuren op de schilderijen ons verlangen naar andere mensen voelbaar. De werken van Markus Schinwald drukken daarom mooi de verscheurdheid van de eenentwintigste-eeuwse mens uit. De mens leek de afgelopen eeuw in het denken immers meer en meer naar het achterplan te verdwijnen, maar toch lijkt onze gerichtheid op de mens tegelijkertijd onuitroeibaar. Schinwalds werk confronteert de toeschouwer met het hedendaagse mensbeeld en laat treffend zien hoe dat beeld misschien in de filosofie en de wetenschap werkbaar is, maar in het menselijk leven zelf niet kan worden ingepast. Dat onze gerichtheid op de mens, op zijn gedrag en hoe we dat begrijpen, onvermijdbaar is, wordt in het bevreemdende universum van Schinwald dan ook voelbaar. Naast de grote esthetische kwaliteiten van het werk, maakt die ervaring Schinwalds werk absoluut het ontdekken waard.


1. Wolfgang Ullrich, ‘Bodily Fashions’, in: Markus Schinwald, Verlag für Moderne Kunst, s.d.

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized