Categorie archief: De Wereld Morgen

Kunst is lijden?

Met de open brief die ondertekend werd door twintig (voormalige) werknemers en stagiaires van Troubleyn/Jan Fabre wordt duidelijk dat het debat over grensoverschrijdend gedrag in de artistieke sector op verschillende fronten gevoerd moet worden. Commentatoren blijken het immers in grote mate eens over het feit dat er een duidelijke grens is overschreden wanneer een regisseur het artistieke aandeel van een performer in een productie koppelt aan het al dan niet leveren van seksuele diensten. Minder overeenstemming is er echter wanneer het gaat over de vraag of er een grens wordt overschreden wanneer een kunstenaar respectloos omgaat met performers om hen zo tot een “grootse” artistieke prestatie te brengen.

In een reactie die gepubliceerd werd op de website van De Standaard, schreef Geert Kimpen bijvoorbeeld dat je als Fabre-acteur weet dat je het uiterste van jezelf zal moeten geven, maar dat dit dan adembenemend theater oplevert. In zekere zin suggereert zo’n reactie dat in de kunst het doel de middelen heiligt. Ergens lijken we bereid te zijn kunstenaars een onethische manier van werken toe te staan als dat dan uiteindelijk “grote kunst” oplevert. We lijken soms door de vingers te zien dat regisseurs hun performers psychologisch breken als dat een indrukwekkende voorstelling oplevert. Grote kunst maken is tenslotte altijd een beetje lijden.

De vraag is waar de idee vandaan komt dat het maken van grote kunst met lijden of afzien gepaard zou moeten gaan. Een mogelijk antwoord op die vraag is te vinden in het feit dat een publiek van kunstenaars verwacht dat ze grenzen opzoeken. Die grenzen liggen doorgaans op artistiek of maatschappelijk vlak. Een kunstwerk kan interessant zijn omdat het bijvoorbeeld een vanzelfsprekende conventie bevraagt en ons op die manier anders doet kijken. Of een kunstwerk kan een maatschappelijk thema uit de taboesfeer halen en zichtbaar maken. Het verleggen van grenzen gebeurt daarbij ook vaak op persoonlijk vlak. We verwachten van uitvoerende kunstenaars bijvoorbeeld dat ze risico’s durven nemen om ons een onvergetelijke avond te bezorgen. Liever zien we een muzikant in een improvisatie iets nieuws uitproberen met het risico te falen dan een muzikant die op veilig speelt. We willen kunstenaars zien die iets, en dan vooral zichzelf, op het spel zetten.

Zien dat een kunstenaar grenzen verlegt, bepaalt dus voor een groot deel de waardering die we voor het kunstwerk hebben. Net hier lijkt de idee van de lijdende kunstenaar bij aan te sluiten: doordat de kunstenaar lijdt voor de kunst en zichzelf voor de kunst ten dienste stelt, lijkt het kunstwerk waardevoller te worden. Als de kunstenaar het waard vindt zichzelf “op te offeren” voor een creatie, moet die immers wel heel bijzonder zijn. In zekere zin is dat een logische gedachte: ook in ons dagelijks leven is het feit dat we bereid zijn ergens offers voor te brengen doorgaans een barometer voor wat we als waardevol zien.

De vraag is echter of lijden een kunstwerk inderdaad beter of waardevoller maakt. Wanneer wij als publiek van een kunstenaar verwachten dat die grenzen opzoekt, doen we dat in zekere zin omdat we hopen dat we op die manier nieuwe perspectieven zullen krijgen aangereikt, nieuwe manieren van kijken, dat we door het kunstwerk een rijker mens zullen worden. Wordt deze verrijkende ervaring dan niet onderuit gehaald wanneer we weten dat het tot stand komen van het kunstwerk andere mensen schade heeft berokkend? Hoe kunnen we als publiek nog genieten van de prestatie van een acteur als we weten dat deze prestatie het resultaat is van een traumatiserende ervaring?

Uiteraard is er een verschil tussen een kunstenaar die zijn eigen grenzen opzoekt en een kunstenaar die bij het creëren van zijn werk de grenzen van anderen niet respecteert. Een kunstwerk maken betekent soms inderdaad afzien en een strijd leveren met eigen beperkingen. Maar respectloos met andere mensen omgaan levert geen betere kunst op. Misschien is dat ook wel iets dat we uit #MeToo kunnen leren.

 

Deze tekst verscheen ook op de website van DeWereldMorgen 

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder De Wereld Morgen, Uncategorized

Het DKO als raam op de wereld

(deze tekst verscheen eerder op De Wereld Morgen)

De laatste weken doken in de media sporadisch berichten op over het nieuwe decreet voor het deeltijds kunstonderwijs (DKO) dat volgend schooljaar in werking treedt. Leerkrachten en directie uit het DKO trekken daarbij in verschillende opiniestukken aan de alarmbel. Een vaak geformuleerde bezorgdheid over dit nieuwe decreet is dat de veelheid aan nieuwe opties en mogelijkheden die dit decreet te bieden heeft niet vergezeld gaat van de noodzakelijke financiële middelen om al deze lessen en richtingen ook kwaliteitsvol in te richten. De klasgroepen, die op dit moment voor sommige lessen zelfs al wat te groot zijn, dreigen hierdoor nog groter te worden, waardoor de lestijd per leerling veel te kort dreigt te worden om leerlingen nog de persoonlijke en diepgaande begeleiding te geven waar een kunstopleiding nood aan heeft.

Een overheid zou nochtans moeten inzien hoe belangrijk het is om te investeren in kunstonderwijs. Het actief bezig zijn met kunst zorgt ervoor dat mensen allerlei vaardigheden ontwikkelen die ze vervolgens ook in andere domeinen kunnen gaan inzetten. Niet alleen versterkt het beoefenen van kunst bepaalde cognitieve vaardigheden, het is duidelijk dat bijvoorbeeld een student woord die ook buiten zijn of haar artistieke lessen in staat is overtuigend voor een publiek te spreken, een student beeldende kunst die kan zorgen voor een aantrekkelijk affiche-ontwerp voor een vereniging of een werknemer die in staat is creatief te denken een belangrijke meerwaarde bieden.

Wat echter nog veel belangrijker is, is dat het actief beoefenen van kunst op allerlei vlakken je wereld opentrekt, je referentiekader vergroot en je confronteert met andere en nieuwe manieren om naar de wereld te kijken. Wie in het DKO bijvoorbeeld een instrument leert bespelen, leert meer dan louter technisch vakmanschap. Een muziekstuk in de vingers krijgen is immers meer dan erin slagen de juiste noten te spelen en maat te houden. Wie bijvoorbeeld klassieke piano studeert ondervindt aan den lijve dat er een verschil bestaat tussen Bach, Chopin en Piazzolla. Niet alleen biedt elk stuk eigen technische uitdagingen, een muziekstuk is ook de uitdrukking van een wereld. Dat Bach andere muziek schreef dan Chopin heeft dan ook in grote mate te maken met het feit dat die twee componisten in geheel andere werelden leefden. Hun muziek in de vingers krijgen vereist dan ook dat een muzikant zich die wereld toe-eigent, dat hij of zij op zoek gaat naar waar de muziek uitdrukking aan geeft. Tegelijkertijd is het uitvoeren van een stuk muziek niet louter het onderzoeken van andere werelden of andere manieren van uitdrukken, maar vraagt het ook van de muzikant zelf een persoonlijke inbreng. Geen enkele uitvoering van een muzikaal werk is hetzelfde. Je een muziekstuk eigen maken betekent dus dat je je eigen persoonlijkheid gebruikt om een soms eeuwenoud stuk muziek opnieuw levend te maken en tegelijkertijd dat je je eigen leefwereld laat verrijken door de wereld waaraan het muziekstuk uitdrukking geeft.

Dit geldt misschien nog duidelijker voor een student woord die in de toneellessen in aanraking komt met de teksten van Euripides, Shakespeare en Claus. Door die teksten te lezen, te interpreteren en zelf in de mond te nemen, maakt zo’n leerling kennis met manieren om in het leven te staan die hem of haar voordien vreemd waren en met ervaringen en emoties die nog onbekend terrein zijn. Ook hier vereist het brengen van een tekst de toe-eigening van een andere wereld, van een andere manier van denken en tegelijkertijd een dosis persoonlijkheid om de tekst weer levend en actueel te maken.

Wat het DKO zijn studenten te bieden heeft, is dus meer dan de wekelijkse lessen muziek, woord, dans of beeld. Actief met kunst bezig zijn betekent het ontdekken van nieuwe manieren om naar de wereld te kijken en om jezelf uit te drukken. Het betekent dat het raam waarmee je naar de wereld kijkt groter wordt.

Een opleiding volgen in het DKO is dus meer dan een louter persoonlijke hobby. Je leert er anders kijken, luisteren en spreken. Een samenleving heeft nood aan mensen die in staat zijn zaken vanuit een nieuw perspectief te benaderen, die beschikken over een ruim referentiekader en die nieuwsgierig zijn naar hoe anderen de wereld beleven. We hebben er dus alle baat bij ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen, met alle alle mogelijke verschillende achtergronden, bij het DKO een nieuw raam op de wereld vinden. Dit moeten we echter niet louter doen door nieuwe opties en meer keuzevrijheid aan te bieden, maar bovenal door ervoor te zorgen dat de leerkrachten in de best mogelijke omstandigheden hun werk kunnen doen. En dit kan alleen als ze daarvoor de nodige lestijden en overeenkomstige financiële middelen ter beschikking hebben. Het openen van nieuwe werelden is ten slotte echt wel een investering waard.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder De Wereld Morgen